WAT IS KANEEL EIGENLIJK?
In mijn kookboek staan verschillende (vlees)recepten waarbij kaneel wordt gebruikt, zoals bijvoorbeeld bij de Marokkaanse pastei. De naam ‘kaneel’ komt van het Latijnse woord canella en betekent ‘stokje’. De specerij wordt gemaakt van de binnenste bast van de scheuten van de Cinnamomumboom.Dit is het levende gedeelte van de stam, net onder de schors. Men oogst de bast van 1,5 jaar oude takken. Deze wordt in repen gesneden en krullen bij het drogen vanzelf op. Ze krijgen dan een typische ‘kaneelkleur’.Nadat de rollen in pijpjes zijn gesneden, kunnen ze worden vermalen tot poeder of in z’n geheel worden toegevoegd aan een gerecht.
De specerij is al heel lang bekend, zo’n 3.000 jaar voor onze jaartelling wordt kaneel al beschreven in Chinese geschriften, de Egyptenaren gebruikten het aroma zelfs als parfum. De twee belangrijkste soorten kaneel zijn Ceylonkaneel en Cassia-kaneel. Ceylonkaneel ziet eruit als opgerold flinterdun bruin papier. Het heeft een milde smaak en een verfijnde zachte geur. Cassia-kaneel wordt algemeen beschouwd als de mindere variant. Het stokje van deze soort heeft een meer schorsachtige structuur, de smaak is zoet en een beetje branderig.
Kaneelbomen groeiden oorspronkelijk alleen in Sri Lanka (het vroegere Ceylon, dat van 1658 tot 1796 een kolonie van Nederland was) en de zuidelijke delen van India. Nadat de Hollanders in 1796 door de Engelsen uit Ceylon waren verdreven, is de teelt van kaneel in Nederlands-Indië (Indonesië) voortgezet. De belangrijkste producenten van kaneel zijn tegenwoordig nog steeds Sri Lanka en Indonesië, op de voet gevolgd door China en Vietnam.
Benieuwd naar de recepten van Maroeska Metz? Klik hier!
Ga terug naar keukengeheimen.