Kleinere pompoenen bevatten minder vocht en hebben daardoor iets meer smaak. Niet elke pompoen is overigens geschikt om te eten maar dat proef je pas als je een stukje vruchtvlees klaar maakt. Proef je een bittere smaak dan heb je te maken met een onrijpe pompoen, een sierpompoen of een kalebas. Oranje pompoenen zijn minder zoet dan bijvoorbeeld de groene Kabocha met witte strepen of de peervormige flespompoen. Als je zelf pompoenen kweekt, wacht dan 1 tot 2 weken na de oogst om de pompoen tot een gerecht te bereiden. Op een koele donkere plaats rijpen ze nog na en worden iets zoeter met meer smaak. Bij een rijpe pompoen hoort de steel niet meer groen te zijn maar juist dor en hard. Ikzelf vind de ‘butternut’ (of flespompoen) de mooiste smaak hebben, deze kun je uiteraard niet uithollen en de soep erin terugdoen.

Benieuwd naar de recepten van Maroeska Metz? Klik hier!
Ga terug naar keukengeheimen.